Historie

Over de droom van Van Zandvliet, de lichtmasten als baken en het beste veld van Nederland.

Geen Feyenoord-supporter kan de Van Brienenoordbrug oversteken, zonder even over z’n schouder naar De Kuip te kijken. Het stadion trekt als een magneet. Dat deed het op de dag dat de legendarische Leen Vente er het eerste doelpunt scoorde en dat doet het na de ingrijpende verbouwing van 1994 nog steeds. De Kuip is Feyenoord en Feyenoord is de Kuip. Zo was het en zo zal het altijd blijven.

Zo maar een zaterdag, zo maar een rondleiding in de Kuip. Een bejaarde vrouw komt voor het eerst sinds jaren weer in het stadion. Bij de aanblik van het veld en de lege tribunes begint ze vol trots te stralen en roept: 'Wat is-tie toch schitterend.'Dat gevoel van ontroering is voor elke Feyenoord-supporter herkenbaar. Een Feyenoorder houdt even veel van de Kuip als van de club. Feyenoord is de Kuip en de Kuip is Feyenoord. Wanneer de supporters het stadion zien, begint het te kriebelen. De één komt met de auto over de Van Brienenoordbrug en ziet het stadion met zijn lichtmasten machtig liggen aan de rivier. Een ander ziet de contouren van de Kuip langzaam opdoemen vanuit de trein. Weer een ander loopt vanuit Rotterdam- Zuid vanaf de Breeweg met de stroom mee over de 'luchtbrug' en daalt de trappen af naar het plein.
Ook voor de Feyenoord-spelers is het altijd weer bijzonder wanneer ze uit de beroemde spelerstunnel komen, de toeschouwers op de tribunes zien, de muur van geluid horen en het veld betreden. Mike Obiku zei daarover treffend: 'Elke keer als je het veld opgaat, stap je in een leeuwenkuil.' De tegenstanders van Feyenoord zijn op dat moment vaak geïmponeerd en beginnen met knikkende knieën aan de wedstrijd.
Het grote geheim van het Feyenoordstadion is de unieke combinatie van grootsheid en intimiteit. Groots is het stadion door zijn constructie van staal en beton aan de buitenkant, de aanblik bij het bestijgen van de tribunes en de weerkaatsende geluidsgolven. Intiem is de Kuip door de doorlopende ronde vorm en door de korte afstand van de tribunes tot het speelveld. De combinatie van grootsheid en intimiteit maakt het Feyenoordstadion tot één van de voetbaltempels van de wereld. Dat was zo vóór de grootscheepse renovatie van 1994 en zo is het daarna gebleven.

Put en Afrikaanderplein
De jongens die op zondag 19 juli 1908 de club oprichtten waaruit Feyenoord voortkwam hadden geen flauw benul dat hun vereniging ooit in zo'n machtig stadion zou spelen. Zij kenden elkaar van het plein voor de Wilhelminakerk aan de Oranjeboomstraat. Daar holden ze achter een bal van samengeperste oude kranten aan, gewikkeld in pakpapier en dichtgebonden met touw.

Na die bewuste zondag speelde de club zijn eerste echte wedstrijden in de Put bij het Afrikaanderplein, middenin de snel groeiende arbeidersbuurten op Rotterdam- Zuid. Die 'put' was een stuk opgespoten en verzakte grond achteraan de Paul Krugerstraat, onderaan de Hilledijk. Eén van de oprichters, Kees van Baaren, had een bal voor zijn verjaardag gekregen. Er werd hout gekocht en de vader van Kees, een timmerman, zette de doelen in elkaar; geld voor doelnetten was er niet. De spelers gebruikten de achterkamer van snoepwinkel De Kleine Concurent aan de Paul Krugerstraat 73 B als kleed- en opslaglokaal.Eén jaar later was het kleedlokaal verplaatst naar de Joubertstraat 65 en werden de wedstrijden op het Afrikaanderplein zelf gespeeld. De club moest daarvoor een rijksdaalder huur per jaar betalen aan de gemeente. Op het Afrikaanderplein was een echt veld, al was het kaal en hobbelig en werd het daarom ook wel 'Klein Zwitserland' genoemd. De spelers trokken zelf de lijnen met kalk die op bouwterreinen in de buurt werd bemachtigd. Voor elke wedstrijd sloegen ze zelf de paaltjes voor de afrastering in de grond. Al snel trok de club behoorlijk veel publiek. Een haag van 1500 mensen langs de lijn was geen uitzondering. Veel ander vertier was er trouwens niet voor de arbeiders van Rotterdam-Zuid, die de wedstrijden op het Afrikaanderplein bovendien gratis konden bekijken. Zij moedigden hun Celeritas, zoals de vereniging van 1909 tot 1912 heette, aan met de legendarische kreet 'Haal op Celeritas, haal op.' Even legendarisch was de figuur van Kees de Roomijsboer, die voor de medailles zorgde waarom gespeeld werd. Ondertussen deed hij zelf goede zaken met zijn ijs.

Kromme Zandweg
In 1917 moest Feyenoord het Afrikaanderplein verlaten. Er heerste voedselschaarste als gevolg van de Eerste Wereldoorlog en de voetbalvelden op het plein maakten plaats voor volkstuintjes.

 De laatste competitiewedstrijd van het seizoen 1916/17, op 8 april 1917 tegen Unitas, kon alleen nog op het Afrikaanderplein worden gespeeld door stiekem de paaltjes weg te halen waarmee het terrein was afgezet.

Het was het waard want Feyenoord won met 5-1. In de promotiecompetitie na dat seizoen speelde Feyenoord zijn thuiswedstrijden op het veld van Xerxes aan de Hoge Bomen in Rotterdam-West. Op 26 augustus 1917 opende Feyenoord zijn nieuwe thuishaven op de hoek van de Kromme Zandweg en de Dordtsestraatweg.

Dat was financieel mogelijk gemaakt door de handelaar 'Ome Sjaak' Barzilay. Be Quick uit Zutphen was de tegenstander tijdens de openingswedstrijd, nadat de deftige Rotterdamse clubs Sparta en VOC hadden laten weten verhinderd te zijn. Alle leden van Feyenoord werden in het clubblad opgeroepen op tijd aanwezig te zijn en het veld en de kleedkamers niet te betreden.Duizenden mensen kwamen naar de opening, luisterden naar de muziek van de harmonie van de scheepswerf van Piet Smit en zagen Feyenoord, met in de opstelling een aantal oudgedienden van het eerste uur, met 2-3 verliezen.

Het terrein aan de Kromme Zandweg was een enorme stap vooruit. Feyenoord werd van 'fatsoenlijke straatjongen tot bewoner van een prachtige inrichting', aldus L.A. Heesakker in het Feyenoord-gedenkboek van 1933. De grote trots was de overdekte houten zittribune, 'de schiettent', die plaats bood aan 400 mensen. Daarnaast stond het houten clubgebouw en achter één van de doelen was een speciale jongenstribune.Het nieuwe complex zorgde ervoor dat Feyenoord in het seizoen 1917/18 een klasse hoger mocht spelen. Door allerlei protesten leek die kans verspeeld, maar toen secretaris Jan van Bennekum foto's van het nieuwe terrein kon tonen, ging de voetbalbond alsnog overstag.

Nadat Feyenoord in 1921 de hoogste klasse had bereikt, werd het terrein uitgebreid tot een klein stadion. De overdekte tribune werd vervangen door een grotere die plaats bood aan ruim 1000 mensen. Ook kwamen er nieuwe staantribunes aan de lange zijde en tegenover de jongenstribune. Door de opening van tramlijn 13 werd het complex beter bereikbaar. Steeds meer mensen wisten de weg ernaar te vinden, ook uit plaatsen in de omgeving van Rotterdam-Zuid. Achter de staantribunes hingen bij belangrijke wedstrijden trossen mensen te bungelen. De jongens op de jongenstribune verdedigden hun domein door de pet of de hoed van het hoofd van volwassen indringers te rukken.

Door die toenemende belangstelling kon Feyenoord in 1927 het terrein overnemen van de naamloze vennootschap, opgericht door Barzilay, die het complex exploiteerde.
Tot 1935 konden zo'n 12.000 mensen een plaats vinden aan de Kromme Zandweg. Vaak werden er echter meer kaartjes verkocht, totdat de politie dat verbood en er geregeld duizenden mensen naar huis moesten worden gestuurd.

Voor de topwedstrijden in de kampioenscompetitie week Feyenoord daarom meer dan eens uit naar het Kasteel van Sparta. In 1935 werd de wedstrijd tegen Ajax wel op de Kromme Zandweg gespeeld en realiseerde Feyenoord een kunststukje door binnen een week een nieuwe staantribune aan de lange zijde te bouwen die plaats bood aan 10.000 mensen. Op zijn Rotterdams had voorzitter Van Zandvliet tegen een tegensputterende aannemer Van Eesteren gezegd: 'Niks te luisteren, je maakt die tribune. Je begint maandag en je zorgt dat die zaterdag klaar is.'

Van Zandvliets droom
Door de toestroom van het publiek aan de Kromme Zandweg ontstond het idee een nieuw stadion te bouwen. Vader van die gedachte was Feyenoord-voorzitter Leen van Zandvliet, die volgens de legende in 1931 's nachts een visioen kreeg en op een blocnote noteerde: 'Stadion met twee hangende tribunes.' Zes jaar later kwam die droom uit en werd Stadion Feijenoord geopend. Harry van Wijnen, schrijver van een boek over de Kuip, stelt dan ook: 'Het Stadion Feijenoord is niet geboren op de tekentafel van zijn schepper, de architect L.C. van der Vlugt, maar in de slaapkamer van Feyenoord-voorzitter L. van Zandvliet.'
Van Zandvliet had zijn zinnen gezet op een stadion met minimaal 60.000 plaatsen, met een vrij uitzicht voor alle toeschouwers en eenvoudig van constructie.

Veel mensen, onder wie ook bestuursleden van Feyenoord, reageerden aanvankelijk sceptisch. Wat moest Feyenoord met zo'n gigantisch stadion? Het grootste stadion in Nederland was het in 1928 geopende Olympisch Stadion van Amsterdam en bood plaats aan 30.000 mensen. Zou de volksclub Feyenoord dan een stadion met een dubbele capaciteit kunnen exploiteren?

Volgens Van Zandvliet kon dat wanneer er ook interlands zouden worden gespeeld. Voor de wedstrijden van het Nederlands Elftal was het Olympisch Stadion herhaaldelijk te klein gebleken. Bovendien was de traditie van interlands tussen Nederland en België in 1905 op het Rotterdamse Schuttersveld begonnen.
De Amsterdamse pers begon nattigheid te voelen en vond het plan van Van Zandvliet grootspraak van een Rotterdamse chauvinist. Van Zandvliet zette echter door: 'Wij hebben nu eenmaal in ons hoofd gezet dat Rotterdam een stadion moet hebben. Welnu, het zal en moet er komen. lk zal met mijn vrienden niet rusten voor wij ons doel bereikt hebben.'

Er kwamen besprekingen met de gemeente, waarbij verschillende locaties aan de orde kwamen en ook een variant met een kleiner stadion met 30.000 plaatsen open werd gehouden. De eerste tekeningen werden gemaakt door de Amsterdamse architect Jan Wils, die ook het Olympisch Stadion voor zijn rekening had genomen. Toen het moeilijk bleek het met de gemeente eens te worden over een geschikte plek, werd overwogen uit te Wijken naar IJsselmonde of Barendrecht. De gemeenteraden van die christelijke dorpen wilden echter onder geen beding een verstoring van de zondagsrust.

Naar Varkenoord
In 1933 kwam de doorbraak. Feyenoord kon dankzij de bemiddeling van zakenman D.G. van Beuningen een terrein aan de Kreekweg bemachtigen. Daar, in de geïsoleerd gelegen Varkenoordse polder, zou het stadion verrijzen. Op 30 november 1933 ging de Rotterdamse gemeenteraad akkoord, de ledenvergadering van Feyenoord volgde op 21 maart 1934. De Feyenoorders keurden het plan goed met 127 stemmen voor, 28 tegen en 5 blanco. Één van de tegenstemmers was mede-oprichter Kees van Baaren. Hij vond het plan onverantwoord en als enige tegenstemmer maakte hij zelfs een einde aan zijn lidmaatschap.

De architect van het stadion werd L.C. van der Vlugt, die samen met J.A. Brinkman in 1929 de beroemde Van Nelle-fabriek in Rotterdam had gebouwd. De leden van Feyenoord vonden dat een 'mooi stuk werk' en gaven de voorkeur aan hun stadgenoten boven de Amsterdammer Wils.
In de zomer van 1934 maakte het Feyenoord-bestuur studiereizen naar voetbalstadions elders in Europa.

Men was vooral onder de indruk van Highbury, het stadion van het Londense Arsenal; de West Stand daar was als dubbeldekstribune gebouwd. Van der Vlugt beschikte bovendien over een foto van het prachtige baseball-stadion met twee verdiepingen van de New York Yankees.

Van der Vlugt ontwierp voor Feyenoord een stadion dat zijn gelijke in Europa destijds niet kende: een volledig rondlopend stadion met twee verdiepingen; een stadion waarin de tribunes in de hoeken niet werden onderbroken en waarvan de tweede ring over de eerste heenhing. Daardoor zat iedereen dicht op het veld en werd het uitzicht niet belemmerd door palen. Al voor de opening ontstond de bijnaam de Kuip in de aantekeningen van de architecten, nadat ‘walmende vetpot' te oneerbiedig werd bevonden. Iedereen is het stadion gaan kennen als de Kuip, de bijnaam die precies aangeeft wat het gebouw zo bijzonder maakt.

Imposant én intiem
Op 22 juli 1935 sloeg Feyenoord-aanvoerder Puck van Heel de eerste paal en kon de bouw beginnen. De uitvoering was in handen van aannemersmaatschappij Van Eesteren. De mensen van Brinkman en Van der Vlugt maakten maar liefst 750 bouwtekeningen, met de hete adem van de uitvoerders van Van Eesteren in hun nek.

Zo werd het stadion uit de grond gestampt, in een unieke samenwerking tussen tekenaars en uitvoerders. Foto's geven een schitterend beeld van de wijze waarop het samenspel van beton, staal en glas vorm kreeg en in de lege polder verrees.Al op 23 juli 1936, een jaar en een dag nadat de eerste paal geslagen was, werd het stadion opgeleverd. De kosten bedroegen 1,2 miljoen gulden, voor die tijd een astronomisch bedrag, maar toch veel goedkoper dan de vijf miljoen die het Olympisch Stadion had gekost.

Er werd in de Kuip met goedkoop materiaal gewerkt, terwijl de lonen laag waren door de economische crisis van de jaren dertig. Het geld voor de bouw was behalve door Feyenoord opgebracht door particulieren, waaronder ondernemers als Van Beuningen. Diezelfde Van Beuningen zorgde ervoor dat het stadion daadwerkelijk geopend werd. Na de oplevering stond het stadion maar liefst acht maanden leeg, omdat er geen toegangswegen en parkeerplaatsen waren en de gemeente weigerde die te betalen. De invloedrijke Van Beuningen wist dat probleem binnenskamers op te lossen: Rotterdam kwam over de brug, met geld dat Van Beuningen zelf aan de gemeente had geleend.

De trots van Zuid
Op zaterdag 27 maart 1937 was het eindelijk zover en werd het Feyenoordstadion feestelijk geopend. Leden van de atletiekafdeling van Feyenoord droegen in een estafette vanaf de Kromme Zandweg de clubvlag het nieuwe stadion binnen, waar alle spelende leden van Feyenoord een levend lint rondom het veld vormden.

'In naam van Hare Majesteit de Koningin verklaar ik het stadion Feijenoord voor geopend', zei jonkheer De Beaufort, kamerheer en vertegenwoordiger van koningin Wilhelmina, plechtig.

Daarop klonken applaus bazuingeschal, saluutschoten en het Wilhelmus. Nadat burgemeester P. Droogleever Fortuyn onder het toeziend oog van voorzitter Van Zandvliet de aftrap had verricht, konden de kleumende spelers eindelijk aan de slag. Feyenoord versloeg het Belgische Beerschot met 5-2, waarbij aanvaller Leen Vente het allereerste doelpunt maakte in het nieuwe stadion. Architect Van der Vlugt was daar geen getuige meer van; nauwelijks veertig jaar oud was hij in het voorjaar van 1936 overleden.

Bij de opening waren 37.825 toeschouwers aanwezig, een nieuw Nederlands record. In de weken daarna trokken de drie wedstrijden van Feyenoord in de kampioenscompetitie elk meer dan 40.000 toeschouwers, terwijl de Kuip op 2 mei voor de interland Nederland- België volliep met 60.000 mensen. Daarvan konden er ruim 40.000 zitten, de rest had een staanplaats. Op 6 juni kwamen 53.000 mensen naar de vriendschappelijke ontmoeting tussen Feyenoord en het roemruchte Arsenal. Die drukte in de eerste maanden leidde in een stad die nog geen Maastunnel en Van Brienenoordbrug had tot een enorme verkeerschaos, ondanks het spoorwegstation voor het stadion en de inzet van extra trams.
De grote toeloop bewees Van Zandvliets gelijk: er bleek behoefte te zijn aan zo'n groot stadion. Dat had men trouwens inmiddels ook in Amsterdam ingezien, want nog voor de opening van de Kuip was er op het Olympisch Stadion een nieuwe verdieping gebouwd, zodat ook daar voortaan zo'n 60.000 mensen een plaats konden vinden. Het Nederlands Elftal zou door de jaren heen dan ook zijn belangrijkste wedstrijden over beide stadions verdelen.

Eind 1996 had het Nederlands Elftal precies honderd keer gespeeld in de Kuip. Met de Kuip kon Rotterdam wedijveren met Amsterdam; voor Rotterdam-Zuid was het nieuwe stadion van grote betekenis. Vanaf de opening vonden er ook andere evenementen dan voetbalwedstrijden plaats in de Kuip. Zo trok een Oranjefeest op 29 juni 1937 23.368 bezoekers en kwamen er meer dan 38.000 mensen naar een NCRV- dag op 3 augustus 1939.

Amateurs de baas
Het stadion en de voetbalvereniging zijn vanaf het begin verschillende organisaties geweest. Het stadion heeft een directeur voor de dagelijkse leiding, een raad van commissarissen die bestuurt en een aandeelhoudersvergadering die controleert.
De club beschikte vanaf het begin over een minderheid in de raad van commissarissen en over een meerderheid van de aandelen.
De overige aandelen kwamen in handen van personen, bedrijven en instellingen; als dividend kregen zij geen geld, maar een zitplaats in het stadion.

Via een aantal ingewikkelde stappen zijn er sinds 1990 geen formele banden meer tussen stadion en betaald voetbalbedrijf, behalve dat de één verhuurder is en de ander huurder. Wel is een vertegenwoordiger van de Sportclub Feijenoord voorzitter van de Stichting Administratiekantoor. Daarin is de meerderheid van de aandelen ondergebracht die de club sinds 1937 bezit; bij de splitsing tussen betaald voetbal en amateurs in 1978 bleven die aandelen bij de amateurs. In de loop van de jaren zijn er de nodige meningsverschillen geweest tussen stadion en voetbalbedrijf, met name over de verdeling van de recettes. De strijd die na de renovatie van 1994 ontstond tussen de club en het stadion over de jaarlijkse huursom en de inkomsten uit het business- gedeelte, past wat dat betreft in een lange traditie. De vele malen in financiële moeilijkheden verkerende club werd echter toch dikwijls de helpende hand toegestoken door het stadion.

Oorlogsjaren
Na de succesvolle openingsjaren beleefde de Kuip zwarte dagen in de Tweede Wereldoorlog. Tijdens het Duitse bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940 bleef het stadion op een glaswand na ongehavend. In 1940 werd het vier maanden lang in beslag genomen door het Duitse leger. In 1941 hing de toekomst van de Kuip aan een zijden draadje omdat er grote verliezen werden geleden. De firma Rijsdijk kreeg zelfs opdracht een bod tot sloop te doen -vier jaar na de opening! Uiteindelijk kwam het niet zover, omdat de gemeente zich als schuldeiser coulant betoonde. Vanaf 21 april 1943 mocht er van de Duitse autoriteiten niet meer in de Kuip worden gevoetbald en keerde Feyenoord terug naar de Kromme Zandweg, waar de lagere elftallen in 1937 waren gebleven.

Stadion Feijenoord beleefde in november 1944 de zwartste dag uit zijn geschiedenis. Duizenden mannen van Rotterdam-Zuid werden op 10 november in bet stadion bijeengedreven, voordat ze werden weggevoerd.
Ook het oude Feyenoord-terrein aan de Kromme Zandweg deed dienst als verzamelplaats voor de ongelukkigen. Aan de Kromme Zandweg verdwenen in de hongerwinter van het laatste oorlogsjaar de houten tribune en bet clubgebouw; het bestuur verkocht de opstallen voor ze in de kachels van kleumende Rotterdammers konden verdwijnen. In 1950 nam de hele Feyenoord-familie definitief afscheid van de Kromme Zandweg en verhuisde naar bet huidige complex op Varkenoord.
Bestuurslid en oud-doelman Jan Visser keek in 1948 melancholiek terug op bet oude terrein en sprak over 'een verlies wat niet gedekt kan worden door bet bezit van een machtig stadion, omdat het moderne je nooit die gezellige sfeer van intimiteit en saamhorigheid heeft gegeven, wat je aan het oude verloor.'

Toeschouwersaantallen
Vlak na de bevrijding trok een promotiewedstrijd tussen Excelsior en VUC in de Kuip maar liefst 52.750 bezoekers en in 1946 was er grote belangstelling voor twee wedstrijden van Feyenoord tegen Curaçao. De kampioenswedstrijd tussen SVV en Heerenveen op 4 juni 1949 brak de officiële records met 64.368 toeschouwers. In werkelijkheid zijn er toen misschien wel 70.000 mensen geweest. Toen het stadion was uitverkocht, bleek namelijk dat Heerenveen geen kaarten had gehad; voor de Friese aanhang werd voor de eretribune in no time een extra tribune voor 2.000 á 2.500 mensen geplaatst. Een bijzonder evenement was de bokswedstrijd tussen Bep van Klaveren en Luc van Dam op 190 augustus 1947.
Geliefd werden ook de speedway-wedstrijden, die van 1948 tot 1955 tienduizenden liefhebbers trokken. 

Een triest toneel bood het stadion in 1953, toen het gebruikt werd als noodopvang voor slachtoffers van de watersnoodramp.In de eerste naoorlogse periode bleef het bezoek aan de competitiewedstrijden van Feyenoord jarenlang onder een gemiddelde van 20.000. Alleen in het seizoen 1947/48, toen Feyenoord dicht bij een afdelingskampioenschap was, liep het op tot 32.501.
Met de invoering van het betaald voetbal steeg het bezoekersaantal explosief en kreeg Feyenoord veel supporters van ver buiten Rotterdam. In 1956/57, het eerste jaar van de Eredivisie, steeg het gemiddelde voor het eerst tot boven de 40.000. Feyenoord en het stadion waren zo verbaasd over die toeloop dat er toen zelfs nagedacht werd over een uitbreiding tot 80.000 plaatsen. Het competitierecord werd in 1967/68 geboekt met een gemiddelde van 48.587. Na 1975 zakte het voor het eerst weer beneden de 30.000. Na een dieptepunt van 9.800 in 1987/88 ging het weer omhoog tot 23.882 in het kampioensjaar 1992/93. Het eerste seizoen na de grote verbouwing in 1994 leverde met 27.894 het hoogste moyenne op sinds 1975/76.

Lichtmasten
Op 27 november 1957 ging een oude wens in vervulling en werd de lichtinstallatie in gebruik genomen met een wedstrijd tegen het Engelse Bolton Wanderers, Het werd voor de toeschouwers een onvergetelijke belevenis, in het stadion waren alle lichten gedoofd, de ploegen kwamen in het donker het veld op en op verzoek ontstaken de bezoekers een lucifer of aansteker, In dat sprookjesachtige licht knalden opeens de vier grote lichtmasten aan en kwamen de spelers op het biljartlaken te voorschijn.

Voor de Feyenoord-supporters hebben avondwedstrijden sindsdien altijd iets magisch gehouden. Zeker bij Europacupwedstrijden zorgt de verlichting altijd voor een niet te definiëren gevoel van extra spanning en verwachting.

Europacupfinales
Door de lichtinstallatie was het stadion ook geschikt geworden om Europacupfinales te organiseren. In de Kuip zijn in totaal maar liefst negen finales gespeeld, in alle drie de Europese toernooien. De eerste was in 1963 om de Europacup voor bekerwinnaars tussen Tottenham Hotspur en Atletico Madrid, de meest recente op 14 mei 1997 tussen de bekerwinnaars Paris Saint Germain en Barcelona (0-1).De eerste winnaar van de Europacup voor landskampioenen in de Kuip was uitgerekend Ajax, dat in 1972 Inter Milaan met 2-0 versloeg. Feyenoord zelf speelde ook een finale in de Kuip; op 29 mei 1974 werd de UEFA-cup veroverd in de thuiswedstrijd tegen Tottenham Hotspur, een hoogtepunt dat tegelijk een dieptepunt was.

De fans van de Spurs op vak GG barstten los in een verschrikkelijke furie, verdreven de Feyenoord-supporters op de vakken daarnaast, sloegen er op los, rukten de stoeltjes los en smeten ze in het rond en naar beneden. Het trieste resultaat: tientallen gewonden en duizenden mensen die nooit meer naar het stadion hebben durven gaan. Het was het eerste grootscheepse vandalisme in de Kuip en sindsdien zijn het stadion, Feyenoord en de politie gedwongen om permanent aandacht te besteden aan het tegengaan van supportersgeweld.

Inventaris
In de loop van de jaren veranderde er geleidelijk veel in de aanblik van het stadion. Het begon in het najaar van 1959 met een afgeschermd pad voor spelers en scheidsrechter (het 'Leo Horn-pad'), dat in de zomer van 1961 weer vervangen werd door de beroemd geworden spelerstunnel. Voor de Europacupwedstrijd tegen Real Madrid in 1965 kwam er in plaats van een lage afrastering langs het veld een hek van twee meter hoog.

Door de bouw van een parterre-tribune voor de eretribune steeg de capaciteit in 1968 tot een officieel hoogtepunt van 65.427 bij de wedstrijd tegen FC Twente. Daarna daalde het maximum aantal toeschouwers door strengere veiligheidseisen en het - verdwijnen van staanplaatsen op de parterre van de Maastribune en op alle niveaus achter de doelen. Het stadion telt nu 51.250 plaatsen.
De houten zitbanken werden vervangen door speciaal ontworpen kuipstoeltjes, een operatie die meer dan vier jaar duurde en eind 1972 op de tweede ring werd afgerond. De staantribunes achter de doelen verdwenen uit veiligheidsoverwegingen; het gapende gat dat ontstond werd pas weer opgevuld bij de verbouwing van 1994. Zo verdwenen ook de houten scoreborden, de onvergetelijke stem van omroepster Jeanne van Kassen, de uniformpetten van de suppoosten en bijna alle karakteristieke glaswanden aan de binnen- en buitenkant.

Popconcerten
Een nieuw fenomeen waren de popconcerten. Bob Dylan en Eric Clapton hadden de primeur in juni 1978 en sindsdien zijn de zomerse popconcerten een traditie geworden. De belangrijkste wereldacts hebben in de Kuip hun opwachting gemaakt, van U2 tot Michael Jackson. De lijst wordt aangevoerd door de Rolling Stones met maar liefst acht optredens. Voor de exploitatie van het stadion zijn de popconcerten van levensbelang; voor de grasmat, die zo lang een biljartlaken was, zijn ze helaas minder succesvol gebleken.Nieuw waren ook de business-seats, die in 1989 werden gebouwd maar waarvan de glazen pui al snel weer verwijderd moest worden omdat de constructie niet veilig was.

Slopen of verbouwen?
In de jaren tachtig werd steeds duidelijker dat de Kuip aan het verouderen was. Er was structureel achterstallig onderhoud, er waren onvoldoende mogelijkheden voor businessfaciliteiten en een multifunctionele exploitatie. Nog afgezien van het feit dat het publiek verlangde naar meer comfort. De hamvraag was of het stadion helemaal vernieuwd zou kunnen worden of dat alleen sloop en nieuwbouw soelaas boden.

In 1984 bood Rotterdam zich aan als Nederlandse kandidaat voor de Olympische Zomerspelen van 1992. In het plan van het gemeentebestuur, dat overigens het onderspit moest delven tegen Amsterdam, kwam een nieuw stadion met atletiekbaan voor op de plaats van de Kuip. In 1989 overwogen de commissarissen van het stadion serieus om tot sloop over te gaan, maar ze zagen er om 'psychologische redenen' van af: 'In de Rotterdamse samenleving is veel te veel gevoel voor historie', vertelde één van de commissarissen. Dat gevoel voor historie toonde ook het Rotterdamse gemeentebestuur, door het stadion op 29 oktober 1991 tot gemeentelijk monument te verklaren. Sloop werd daardoor vrijwel uitgesloten.

Onder de nieuwe stadiondirecteur Jos van der Vegt groeide vervolgens het plan dat tot de grootscheepse renovatie in 1994 leidde. De belangrijkste partners daarbij werden bouwmaatschappij Mabon en de architectenbureaus Van den Broek en Bakema (de rechtsopvolgers van de oorspronkelijke architecten Brinkman en Van der Vlugt) en Zwarts en Jansma. Het zenuwcentrum was het projectteam onder de bezielende leiding van stadiondirecteur Jos van der Vegt en Peter van Gend van Mabon. Commercieel manager Sjaak Troost hield hen op de hoogte van de wensen van Feyenoord. De verbouwing kostte maar liefst 120 miljoen gulden, voornamelijk verkregen door een banklening en bijdragen van bedrijven, gemeente en rijk.

Op 30 maart 1994 werd de eerste paal geslagen en na de bekerfinale Feyenoord- NEC (2-1) van 12 mei werd overgeschakeld in de hoogste versnelling. In de zomer waren er non-stop honderden mensen aan het werk, gadegeslagen door nieuwsgierige toeschouwers.
Begin september waren de bezoekers van een drietal Pink Floyd-concerten de eersten die de 'nieuwe Kuip' konden zien. Op 25 September 1994 was het de beurt aan het Legioen voor Feyenoord- Willem II (0-2) en de officiële heropening door prins Willem-Alexander was op 16 november bij de interland Nederland-Tsjechië (0-0). Het hele proces riep herinneringen op aan de bouw in 1935/36. In een razend tempo was de verbouwing afgerond. 'In Amsterdam lullen ze zes jaar over een stadion en wij zetten er hier een neer in zes maanden', zei hoofduitvoerder Ton Bouwman vol trots.

De nieuwe Kuip
Door de verbouwing onderging de Kuip een ware metamorfose. De meest in het oog springende verandering is de vrijstaande overlapping van staal, aluminium en glas, met het witte geraamte aan de buitenkant. De overlapping is als een derde ring over de tweede heen gebouwd en sluit daarom prachtig aan bij de vorm van het stadion. De Kuip oogt er nog grootser door dan voorheen, terwijl de sfeer vooral op de tweede ring nog intiemer is geworden. Van buitenaf maakt het verlichte stadion‘s avonds nu de indruk van een vliegende schotel.

De overkapping kreeg niet alleen complimenten maar ook kritiek. De kap is namelijk zes meter korter uitgevoerd dan in het oorspronkelijke ontwerp; dat gebeurde om drie redenen: uit bezuinigingsoverwegingen, op verzoek van concertorganisator Mojo en uit vrees voor nadelige effecten voor de grasmat. Als gevolg van die inkorting zitten de mensen op het onderste gedeelte van de eerste ring - waaronder de pers en de genodigden aan de Maaszijde - niet gegarandeerd droog.
Aan die Maaszijde verrezen allerlei businessfaciliteiten. Er kwamen veertig businessunits met 480 stoelen op de eerste ring en 1.200 business-seats op de tweede. Achter de Maastribune, en daarmee verbonden door loopbruggen, verscheen het nieuwe Maasgebouw. Daarin bevinden zich kantoren, grote zalencomplexen en brasserie De Cuyperij.

In het Home of History wordt met behulp van vitrines en moderne audiovisuele middelen de geschiedenis van Feyenoord en het stadion tot leven gewekt, van de meeuw van Treijtel tot en met de Europacup 1. Het Maasgebouw is het zenuwcentrum van de nieuwe Kuip en gonst zeven dagen per week van de activiteiten. Aan de Maaszijde bevindt zich ook een nieuwe vleugel met kleedkamers, medische ruimtes, spelershome en perszaal. Ook is er de nieuwe spelerstunnel, die in 1996 door kunstenaar Merlin Wiz-Art beschilderd werd met alle hoogtepunten uit de geschiedenis van het stadion.

Alle officiële ruimtes kregen zo een plaats aan de Maaszijde van het stadion. De oude kleedkamers en ontvangstruimtes aan de kant van de oude eretribune aan het Stadionplein zijn overigens intact gebleven en worden ook nog steeds gebruikt. Op de tribunes zijn de laatste staanplaatsen op de vakken G en S verdwenen. Alle kuipstoeltjes werden vervangen door nieuwe, donkerblauwe stoeltjes van kunststof. De foeilelijke hekken tussen de verschillende tribunedelen verdwenen voor wanden van onbreekbaar lexaanglas. Ook rond het veld werden de hekken gesloopt; in plaats daarvan kwam een gracht van drieënhalve meter diep. Het sanitair, de horecavoorzieningen en de geluidsinstallatie werden aanzienlijk verbeterd. In 1995 kreeg het stadion bovendien voor het eerst sinds 1937 een volledig nieuwe grasmat.

Door de renovatie kan Stadion Feijenoord weer tientallen jaren mee en kan het de concurrentie aan met de nieuwe generatie stadions, allereerst met de in 1996 geopende Amsterdam Arena. De Kuip werd aangewezen voor de Europese Kampioenschappen van het jaar 2000 en zelfs de finale vond er in plaats. Tevens komt de Kuip in aanmerking voor Europacupfinales en blijft één van de thuishavens voor het Nederlands Elftal.De verbeteringen in de 'nieuwe' Kuip springen meteen in het oog, maar toch is de oude Kuip overal herkenbaar en voelbaar. Het Feyenoord-publiek voelde zich daarom in de nieuwe Kuip vrijwel meteen thuis. Beelden van het 'oude stadion' maken nu een veel ouderwetsere indruk dan toen het er nog stond.

Redder van de Kuip
In maart 1996 overleed stadioncommissaris Jaap de Jong, die wel de, redder van de Kuip 'wordt genoemd. In 1989/90 was het in bestuurlijk opzicht roerig en chaotisch bij Feyenoord en het stadion. Het stadion werd losgekoppeld van de Stichting betaald voetbal Feyenoord en dreigde wegens tekorten te worden overgenomen door een bank of door HCS, de toenmalige sponsor van Feyenoord.
De Jong besloot toen samen met medecommissaris Willm van 't Wout en zakenman Henk de Leeuw dat nooit te laten gebeuren: 'Ik laat het niet voor een habbekrats verkwanselen.' Het driemanschap besloot bij een dreigende verkoop te overbieden en het stadion via een langlopende lening terug te geven aan de aandeelhouders. Terwijl bijna alle oude Feyenoorders afhaakten, hield Jaap de Jong voet bij stuk tegenover bewindvoerder Joop van der Reijden en weigerde af te treden: 'Ik verdom het.' De ledenvergadering van de amateurs van Sportclub Feyenoord besloot als grootste aandeelhouder het stadion niet te belenen. Jaap de Jong loodste het stadion vervolgens door een moeilijke periode zonder directeur en begeleidde de nieuwe directeur Jos van der Vegt bij de renovatie.

Levend monument
De Kuip is nu een levend monument, waarin miljoenen hebben genoten van de beste voetballers van de wereld, van Puskas tot Romario en van Eusebio tot Weah, van Faas Wilkes tot Abe Lenstra en van Johan Cruijff tot Ronald Koeman. In het Feyenoordstadion ademen alle hoeken en gaten voetbal en zijn het beton en het staal de stille getuigen van de sportieve pieken en dalen van Feyenoord.
Pieken en dalen die de leden van het Legioen in hun herinnering meenemen wanneer ze het stadion binnenkomen. Allemaal weten ze nog wanneer ze er voor het eerst zijn geweest, op vak P met hun spandoek, op vak X met hun kinderkaartje en toeter, op vak G met een enorme vlag of op Vak S met een sjaal. En allemaal voelen ze weer het kippenvel dat ze kregen toen ze voor het eerst het Hand in Hand door hun Kuip hoorden galmen.